Berseba – De zuidelijke grens van het oude Israël
Berseba, een stad uit de oudheid die slechts enkele kilometers ten noorden van de Negev woestijn gelegen is, vormde de zuidelijke grens van Israël. De uitdrukking “van Dan tot Berseba” gaf aan dat het om het hele land van Israël ging (Rechters 20:1, 1 Samuël 3:20, enzovoorts).
Berseba – Een belangrijke plaats ten tijde van de rechters
De oude stad Berseba werd al in het vierde millennium voor Christus bewoond, maar de oudste nederzetting op deze heuvel lijkt afkomstig te zijn uit de 12e eeuw voor Christus, het tijdperk van de rechters. Twee van Samuëls zonen waren rechters in Berseba.
Berseba – Vestingwerken van Salomo
De vestingwerken te Berseba stammen uit de 10e eeuw voor Christus en waren waarschijnlijk een onderdeel van Salomo's bouwprojecten. De stad heeft dezelfde kazematmuur die ook in andere steden wordt aangetroffen. En van deze steden weten we dat ze door Salomo werden gebouwd. De stad heeft verder een stadspoort met kamers die doet denken aan Hazor, Megiddo en Gezer (al is de poort van Berseba iets anders omdat deze vier kamers heeft in plaats van zes).
De stad Berseba werd in de 10e eeuw voor Christus verwoest. De sporen hiervan zijn duidelijk zichtbaar. Deze verwoesting vond waarschijnlijk plaats tijdens de oorlogscampagne van Sjosjenq I, die genoemd wordt op de Bubastis Poort en die ook een korte vermelding kreeg in de Koningen en de Kronieken. De stad werd enige tijd later, aan het einde van de 8e eeuw voor Christus, opnieuw vernietigd. Men denkt dat dit gebeurde tijdens de Assyrische veldtocht onder Sanherib tegen Hizkia en het koninkrijk van Juda.
Berseba – De locatie van Abrahams eed
Berseba wordt voor het eerst genoemd in Genesis 21, waar de plaats wordt aangeduid met “de put van zeven” of “de put van de eed” (het woord “seba” slaat op de zeven lammen in het verbond - de eed - tussen Abraham en Abimelech). Omdat Berseba op een strategische locatie gelegen is als wachtpost naar het zuiden, waren de vestingwerken van levensbelang. De defensieve werken werden daarom met de grootste zorgvuldigheid gepland en gebouwd. De stad werd omgeven door een gracht. Binnen de gracht bevond zich een aarden wal van maar liefst zeven meter hoog, die bedekt werd door een glacis (een glooiende helling), waardoor een beklimming bijna onmogelijk was. Binnen deze aarden wal werd de stad ook nog eens omcirkeld door vier meter dikke stenen muren, die later vervangen werden door een kazematmuur. De stadspoort was groot genoeg om vier kamers te huisvesten. Op de zogenaamde offerhoogte bij de ingang van de poort bevond zich een wierookaltaar. Tijdens de hervormingen van Josia “verontreinigde hij de offerhoogten waarop die priesters reukoffers gebracht hadden, van Geba af tot Berseba toe. Verder brak hij de offerhoogten bij de poorten af, ook die bij de ingang van de poort…” (2 Koningen 23:8). Een ander altaar, met grote horens, was kennelijk in stukken geslagen; delen hiervan werden teruggevonden in een stuk muur uit de 8e eeuw voor Christus. Men vermoedt dat dit een gevolg was van de hervormingen van Hizkia, toen hij de altaren buiten Jeruzalem verwijderde en God alleen nog maar aanbeden mocht worden in de Tempel te Jeruzalem.
Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden