Gezer – Het belang voor Israël in de oudheid
Gezer is een locatie die op een heuvel ten westen van Jeruzalem meer dan 13 hectaren beslaat. De plaats bevindt zich ongeveer halverwege Jeruzalem en Tel Aviv (ongeveer waar vroeger Jafo gelegen was) en was een wachtpost voor de westelijke toegang tot Jeruzalem vanaf de kustvlakte. In de afgelopen eeuw hebben er op deze locatie vele opgravingen plaatsgevonden, maar de plaats werd pas als Gezer geïdentificeerd toen enkele landpalen rond de heuvel (de “tel”) werden ontdekt. Deze stamden uit de eerste eeuw vóór Christus en sommige ervan hadden Hebreeuwse inscripties met de tekst “de grens van Gezer”.
Opgravingen te Gezer geven aan dat de plaats bijna ononderbroken bewoond werd van het Stenen Tijdperk tot in de tijd van de Romeinen. Tien monumentale megalieten, met een noord-zuid oriëntatie en een altaarachtig bouwwerk in het centrum, vormen mogelijk een Kanaänitische “offerhoogte” uit de Midden Bronstijd (ca. 1600 voor Christus). Zij werden in dezelfde periode gebouwd als de immense toren aan de zuidkant van de stad. Maar, de precieze aard van deze megalieten is nog steeds onderwerp van discussie.
Gezer – Het verband met Egypte
De eerste vermelding van Gezer stamt uit Egyptische teksten van Thoetmosis III en later uit Jozua 10:33, toeb de Israëlieten koning Horam van Gezer en zijn leger versloegen, toen deze Lachis probeerde te helpen. Gezer wordt ook vermeld in de Amarna-Brieven. De heerser van Gezer schrijft: “Mag de koning, mijn heer, daarom dit land redden van de kracht van de Habiru” (Brief Nr. EA271). Het is duidelijk dat er een aanval op en een inname van grote delen van Kanaän had plaatsgevonden door deze “Habiru”. Dit patroon lijkt overeen te komen met de verslagen over de veroveringen door de Hebreeën in zowel Jozua als het boek Rechters.
Gezer wordt ook vermeld op de “Stele van Merenptah”, een gedenkteken aan de oorlogscampagne van de farao. “Kanaän is geplunderd en bevindt zich in alle mogelijke ellende. Ashkelon is overwonnen. Gezer is ingenomen. Jano'am is weggevaagd. Israël is verwoest (en) zijn zaad bestaat niet meer.”1 De oorlogscampagne in Kanaän waarover de Stele spreekt wordt mogelijk ook voorgesteld door de vier gevechtstaferelen te Karnak, vlakbij de sectie waar het Verdrag van Kadesh te vinden is. Deze taferelen beschrijven drie belegeringen van steden en één veldslag op open terrein. Eén van de steden wordt door de inscriptie geïdentificieerd als Ashkalon. De andere drie namen zijn niet bewaard gebleven. Het is mogelijk dat Ashkalon in de vroege- en midden-perioden van de Rechters onder Israëlitisch gezag stond. Een mogelijke theorie beweert dat de strijd op open terrein werd gevoerd door farao Merenptah en Israël, dat de drie afgebeelde steden die getoond worden dezelfde zijn als de steden die op de Stele genoemd worden, en dat Gezer een van de niet genoemde steden is.2 Opgravingen te Gezer hebben laten zien dat de stad rond het einde van de 13e eeuw vóór Christus werd vernietigd, wat overeenkomt met dit Egyptische verslag.
Gezer – De periode van de rechters
De Israëlieten veroverden en bewoonden Gezer pas in de periode van de Rechters en de plaats bleef toen nog honderden jaren lang een centrum van Kanaänitische invloeden, omdat de Kanaänieten er zij aan zij leefden met de Israëlieten (Jozua 16:10, Rechters 1:29). Aan het begin van de monarchie stond Gezer onder Filistijnse heerschappij en was de stad het eindpunt van Davids achtervolging van de Filistijnen (1 Samuël 5:25, 1 Kronieken 14:16). Opgravingen hebben ook duidelijke sporen van een Filistijnse bezetting blootgelegd. Tijdens de heerschappij van Salomo werd Gezer waarschijnlijk voor het eerst echt Israëlitisch. Men zegt dat hij de stadsmuren van Gezer heeft gebouwd (1 Koningen 9:15). Volgens de archeologen te Gezer is er bewijs gevonden dat er in de tijd van Salomo's koninkrijk bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden, met name bij de belangrijkste stadspoort, die ook wel een “Salomitische” stadspoort (met zes kamers) genoemd wordt. Deze dateert uit de 10e eeuw voor Christus.3
Gezer – De periode van Salomo
Kennelijk was Gezer volledig in de handen van de Kanaänieten gevallen, maar in de dagen van Salomo viel een Egyptische farao de stad aan, doodde de Kanaänieten en verbrandde de stad. Daarna werd de stad door Salomo herbouwd (1 Koningen 9:16-17).4 Opgravingen te Gezer hebben een dikke laag van verwoeste bouwwerken uit de 10e eeuw voor Christus blootgelegd. Al geeft 1 Koningen ons niet de naam van farao, slaat de passage mogelijk op Siamun en zijn dochter. In de Tempel van Amon in Tanis bevindt zich een oorlogstafereel van farao Siamun, die van 986-967 voor Christus heerste, wat overeenkomt met de beginperiode van Salomo's heerschappij. Egyptoloog Kenneth Kitchen gelooft dat dit tafereel een afbeelding is van de onderwerping van de Filistijnen door deze farao, vanwege de Egeïsche bijl in de hand van de farao, die een verband legt tussen het tafereel en de aanval door de Egyptenaren in 1 Koningen 9.
Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden