Thebe – Stad van de scepter
Door de Egyptenaren werd de stad Thebe “waset,” “niwt reset,” of “niwt imn” genoemd, hetgeen betekent ”stad van de scepter”, ”stad van het Zuiden”, of ”stad van Amon”. Thebe was een koninklijke stad, en de scepter vertegenwoordigde die koninklijkheid. Thebe was redelijk uniek omdat de stad zowel aan de oostelijke als de westelijke oever van de Nijl gebouwd was. De stad besloeg 800 hectaren, waarvan ongeveer de helft zich aan de ene zijde, en andere helft zich aan de andere zijde bevond. Omdat de stad de hoofdstad van Egypte was gedurende het grootste deel van de 18e dynastie en sowieso een grote stad, zullen de Israëlieten deze stad gekend hebben. Thebe wordt ook genoemd in drie verzen van het Oude Testament -- Nahum 3:8, Jeremia 46:25 en Ezechiël 30:14-16.
Thebe – De necropolis van Thebe
Aan de westelijke Nijl-oever op het grondgebied van Thebe ligt de beroemde necropolis (dodenstad) van Thebe, die bestaat uit een verscheidenheid aan koninklijke en particuliere tombes, tempels voor de doden en een dorp voor de werklieden. De Vallei der Koningen, waar zich de hoogste concentratie van particuliere tombes uit de Egyptische oudheid bevindt, is hier te vinden. Bijzonder interessant is de tombe van Rechmire (grafnummer TT100), een regeringsfunctionaris uit de 18e dynastie. Hij was de gouverneur van Thebe en diende als vizier onder de farao’s Thoetmosis III en Amenhotep II. Tijdens zijn diensttijd overzag hij veel bouwprojecten in Egypte. De muren van zijn tombe tonen de vervaardiging van bakstenen door Aziatische slaven, precies wat de Israëlitische slaven in Egypte deden. Er is zelfs een grafschildering die laat zien hoe een Egyptische slavendrijver toeziet op Aziatische slaven die stenen maken. Er staat een tekst bij die luidt “de roede is in mijn hand, wees niet laks”. Dit kunnen we vergelijken met Exodus 2 en 5 waarin de stenenproductie door Israëlitische slaven afgedwongen werd door Egyptische opzieners.
Thebe – Interessante tombes
Andere interessante particuliere tombes in het gebied bij Thebe zijn o.a. de tombe van de koninklijke heraut Intef (grafnummer TT155) uit de 18e dynastie, een functionaris tijdens de heerschappij van Thoetmosis III, en de tombe van Nacht (grafnummer TT52), eveneens uit de 18e dynastie. Hij was de schrijver, priester en “astronoom van Amon”, die mogelijk diende tijdens de heerschappij van Thoetmosis IV. De tombe van Nacht toont Aziatische slaven die druiven verzamelen. De tombe van Intef heeft wat meer detail; deze Aziatische slaven worden daar benoemd als ‘Apiru, en laat zien dat zij druiven persen voor de wijn. ‘Apiru was de Egyptische versie van de term “Habiru”, die doorgaans duidde op een Aziaat die aan de rand van de maatschappij leefde en meestal een nomadisch bestaan leidde. Sommige wetenschappers uit het verleden hebben hun best gedaan om een link te leggen tussen de woorden Habiru en Hebreeër. Het tekstuele bewijs duidt naar huidige inzichten weliswaar op een mogelijkheid dat Hebreeërs voldeden aan de beschrijving van een Habiru, maar dat het zeker niet een term was die uitsluitend werd gebruikt om Hebreeërs te beschrijven.
Vlakbij is het arbeidersdorp Deir el-Medina, een woonplaats voor ambachtslieden die de koninklijke tombes rond Thebe vormgaven tussen de 18e en 19e dynastie, en oorspronkelijk “set maat” genoemd werd, ofwel “plek van waarheid/gerechtigheid”. Volgens inscripties die gevonden zijn op de stenen van de omringende muur, was de nederzetting gesticht door Thoetmosis I. Hoewel de huizen dicht op elkaar stonden, had elk een markering van de naam van de eigenaar in de deuropening. Opgravingen geven aan dat er onder Thoetmosis III veel arbeiders bij kwamen. Volgens documenten die gevonden zijn in Deir el-Medina, werden twee groepen werklui geleid door twee voormannen (van de groep werklui) . Deze groepen stonden onder het gezag van de vizier van Thebe, in veel opzichten zoals de organisatie die beschreven wordt in Exodus 5. Een andere tekst vertelt dat werklui waren vertrokken om “te offeren aan hun god”, hetgeen lijkt op twee verzoeken van de Hebreeërs: “Laat ons alstublieft drie dagen ver de woestijn in reizen. Want daar willen we aan de Heer onze God offers brengen.” (Exodus 3:18, Exodus 5:3). Teksten uit dit dorp, met inscripties in de zelfgemaakte tombes van de werklui, geven aan dat zij een hoge mate van geletterdheid hadden.
Eveneens op de westelijke oever van Thebe staat Malkata, paleis van Amenhotep III, oorspronkelijk “Tehen Aten” genoemd ofwel Pracht van Aton, gebouwd in het begin van de 14e eeuw vóór Christus. Dit is het best bewaarde en grootste paleis van het nieuwe Egyptische koninkrijk, en geeft de bezoeker uit eerste hand een indruk van het soort paleis dat Mozes en Aaron (Exodus 2 en Exodus 7) en Abraham en Jozef (Genesis 12 en Genesis 40-50) zouden hebben bezocht.
Thebe – Vallei der Koningen en Koninginnen
Ten westen van Thebe ligt de Vallei der Koningen. Hier is de laatste rustplaats van vele farao’s – waarvan sommigen heersten over en contact hadden met de Israëlieten. De plek wordt “de grote en majestueuze necropolis van de miljoenen jaren van farao’s, leven, kracht en gezondheid in West-Thebe” genoemd. Thoetmosis II, III, en IV, Hatsjepsoet, Amenhotep II en III, Toetankhamon, Seti I, Ramses II en Merenptah zijn enkele van de belangrijke farao’s die hier begraven zijn.
Vlakbij is Deir el-Bahri, de dodentempel van Hatsjepsoet die Djeser-Djerseru heet. Hatsjepsoet (ca. 1504-1482 vóór Christus), dochter van Thoetmosis I en opvolgster van haar man Thoetmosis II, heerste gedurende een co-regentschap (?) met Thoetmosis III. Haar monumenten werden ongeveer twintig jaar na haar dood geschonden en beschadigd, toen Amenhotep II aan de macht kwam. Hij probeerde zelfs om haar werken als zijn eigen te benoemen. Mogelijk is dit gebeurd als reactie op de gebeurtenissen rondom de Exodus, misschien omdat zij de “dochter van de farao” was die Mozes opvoedde, de man die opstand veroorzaakte in Egypte en een groot deel van de Egyptische slavenbevolking wegleidde. In de 18e dynastie kregen vrouwen van koninklijke geboorte de titel “dochter van de koning”. Dit is in essentie dezelfde titel die gegeven was aan de prinses die Mozes uit de Nijl haalde, de “dochter van de farao” (Exodus 2:5). Hatsjepsoet is het enige kind van Thoetmosis I en koningin Ahmose dat een volwassen leeftijd bereikte, hetgeen er op duidt dat zij de aangewezen kandidaat is, als de tijdlijn tenminste klopt.
Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden