De troon van koning Toetankhamon - De gouden troon
De troon van koning Toetankhamon is een van de mooiste schatten die in november 1922 door Howard Carter werden ontdekt. Hij staat ook bekend als "Toetankhamons Gouden Troon", een naam die enigszins misleidend kan zijn omdat het waarschijnlijk een minder belangrijke koningszetel van deze kinderkoning betreft. Daarnaast is de troon van koning Toetankhamon vervaardigd van hout, niet van goud, ook al is het op een prachtige manier beslagen met gouden en zilveren plaatwerk en bovendien versierd met halfedelstenen, glazuur en gekleurd glas.
De troon van koning Toetankhamon - Een nationale schat van Egypte
Naast de onmetelijk waarde als nationale schat van Egypte en de uniciteit als archeologisch fenomeen, is de troon van koning Toetankhamon ook opmerkelijk informatief wat betreft de positie van de farao in Egypte en zijn verwachtingen aangaande hemel, aarde en het hiernamaals. Laten we eens een blik werpen op enkele details van de troon. Wat kunnen we hieruit concluderen over de ideeën van de oude Egyptenaren over de heerschappij van een "god-koning" op aarde? Welke eeuwige waarheden van God waren er nog overgebleven in Toetankhamons eigen levensbeschouwing?
De troon van koning Toetankhamon - Farao vergeleken met God
De troon van koning Toetankhamon volgt de artistieke tradities van Armana. Deze tradities waren ontwikkeld onder Achnaton, de enige farao die probeerde om het land naar de aanbidding van één enkele god, namelijk de zonnegod Aton, te leiden. Achnatons werk werd uiteindelijk door latere farao's ongedaan gemaakt, maar de prominente aanwezigheid van Aton werd behouden om tegemoet te komen aan de Egyptenaren die deze god vereerden. Omdat het ontwerp van de troon de reeds vervagende Amarna-tradities nog volgde, is het niet verrassend dat een afbeelding van de god Aton een van de meest prominente kenmerken van de troon is. De god werd bovenop de troon gezet, in het midden, terwijl zijn armen en handen zich naar beneden uitstrekken, naar koning Toetankhamon en zijn koningin Anchesenamon toe, alsof zij leven schenken en in alle behoeften voorzien. Dit is het enige onderdeel van de troon waar niets anders dan pure, onversierde stukken goud zijn gebruikt, omdat een belangrijke god als Aton door niets anders kon worden voorgesteld dan dit goddelijke edelmetaal.
Als we vervolgens een nauwere blik werpen op de uitgestrekte handen van Aton, dan zien we dat ze het bekende symbool van het levenskruis (de "Ankh") bij de neusgaten van Toetankhamon en zijn koningin houdt. In het oude Egypte was de Ankh een symbool voor goddelijk leven of eeuwig leven. Hiermee wordt dus duidelijk bedoeld dat (via de neusgaten) goddelijk leven wordt geschonken aan de goddelijke koning en zijn koningin.
Zelfs als we verder helemaal niets zouden bekijken, moeten we toch versteld staan van het begrip dat de oude Egyptenaren intuïtief hadden van de ene ware God. Maar toch waren zij zó verblind door hun aanbidding van een afgod, dat zij zich hiervan niet bewust waren. Tijdens de schepping had God Zichzelf al geopenbaard als de Enige God, de hoogste en almachtige Schepper, Hij die alle dingen heeft voortgebracht en in stand houdt. En voor de mensen die het willen aanvaarden, geeft het boek Genesis een beschrijving van Zijn schepping van de hemelen, inclusief de zon - het hemellichaam dat volgens Achnaton het "opperwezen" was.
Later gebruikte God het intuïtieve verband dat mensen leggen tussen goud en Godheid om Zijn identiteit als de éne ware God te benadrukken. Hij deed dat toen Hij Mozes specifieke aanwijzingen gaf voor de erediensten in de tempel. Als deze aanwijzingen gebaseerd waren op wat Mozes had gezien, en niet alleen gehoord, dan bevat de verblijfplaats van de eeuwige God meer goud dan Toetankhamon ooit had kunnen dromen.
Laten we even terug gaan naar het boek Genesis. Het is interessant dat de Bijbel het volgende heel uitdrukkelijk vermeldt: "Toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen." In tegenstelling tot de voorstelling op Toetankhamons gouden troon, waarin alleen de farao en zijn koningin bevoorrecht waren met dit geschenk van goddelijk leven, vertelt de Bijbel ons dat God de levensadem aan ieder mens op aarde heeft gegeven, het soort leven dat alleen Hij Zelf heeft. Dit leven is eeuwig en oneindig, net als het leven dat door de Ankh wordt voorgesteld, maar het is tegelijkertijd heel anders, omdat Gods werkelijke levensadem niet slechts bestemd is voor de farao, maar waarde en belang toekent aan alle mensen; alle mensen zijn naar Gods gelijkenis geschapen.
De troon van koning Toetankhamon - Hoog boven de aarde verheven
Een ander detail van de troon van koning Toetankhamon is dat hij op poten boven de vloer staat. Wat deze kale, onversierde verlengstukken betekenen, is dat farao weliswaar over deze aarde heerste, maar dat hij niet van deze aarde was. Hij stond erboven. Hij maakte er geen deel van uit, maar heerste er oppermachtig over. Hij heerste niet alleen als mens, maar ook als de zoon, of erfgenaam, van de troon van de god of de goden in de hemel, en was gelijk aan hen. Dat was zijn bestemming, zijn geboorterecht en zijn eeuwige positie.
Een andere observatie wat betreft de positie van Toetankhamon op zijn gouden troon is dat hij zijn voet op een voetbank heeft, die er net zo uitziet als de voetbanken die in zijn schatkamers werden gevonden. Dit is belangrijk om twee redenen. Ten eerste werd hiermee zijn verheven positie boven de aarde benadrukt. Ten tweede werden de voetbanken van de farao's aan alle zijden versierd met afbeeldingen van hun vijanden: Nubiërs, Libiërs en Aziaten. Dit waren de volken die Egypte in de oudheid omringden of de veiligheid van het land in gevaar brachten. Bovendien hield de farao vaak een wandelstok in zijn hand met vergelijkbare afbeeldingen van zijn vijanden op het gekromde handvat, waarmee werd gesymboliseerd dat zijn vijanden voortdurend in zijn handen werden overgeleverd.
Welke verbanden zien we dan met de pure waarheid van Gods bestaan, die al lang bestond vóór farao's overspelige relatie met zijn eigen macht en privileges? Al lang voordat de farao's plaatsnamen op hun tronen, heerste de eeuwige God al vanaf Zijn troon over de hele schepping, in Zijn paleis (tempel) in de hemel. In Psalm 11:4 lezen we: "De HEER in zijn heilig paleis, de HEER op zijn troon in de hemel."
En de voetbank? Volgens Psalm 110 gaf God al lang geleden de volgende boodschap aan een toekomstig heerser over Zijn koninkrijk, Iemand die aan Hem gelijk zou zijn: "Neem plaats aan mijn rechterhand, ik maak van je vijanden een bank voor je voeten." Volgens het Nieuwe Testament is dit een van de sleutelbeloften in de Bijbel over de Messias, de Gezalfde die de rechtmatige erfgenaam zou zijn van Gods troon en die tot in de eeuwigheid rechtvaardig zou heersen op Zijn troon in Zijn Tempel op aarde.
Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden